Zijn zoons en familie gingen voortaan door het leven als de familie 'De Pil'. Volgens overlevering was er veel drankgebruik en 'losse handjes' in zijn latere gezin.
Over Gerrit Koman (1859-1930), die als wees grootgebracht bij een rijksveldwachter in Werkendam, gingen veel verhalen rond bij zowel de nazaten (kleindochter Katrien Gorsele-Vaes vertelde haar kinderen graag over haar opa “Gerrit de Pil” en over haar oom, de bekende ‘Piet de Pil’), als bij de oudere Dordtenaren.
Gerrit zou zeeman zijn geweest, trotseerde als jonge man de wereldse wateren en vertrok in 1880 richting Nederlands Indië (Atjeh). Hij zou vele talen hebben gesproken en op de kade zou hij tegenover een menigte mensen over zijn vele avonturen hebben verteld.
Op 15 jarige leeftijd (!), op 26 september 1874 kwam hij vrijwillig bij het 6e regiment van de Infanterie, het voetvolk. Hij was vijf jaar lang tamboer in het leger, een trommelslager dus. Hiervoor kreeg hij fl.12,50 handgeld. Gerrit was 1,582 meter, had een 'rond aangezigt', een 'laag voorhoofd', 'grijze oogen', een 'gewone neus en mond', een 'ronde kin', 'lichtblond haar en wenkbrauwen'. Frappant is dat Gerrit 'behept was met 1/4 gezigtsscherpte op beide oogen'. Goede ogen had Gerrit dus niet. Drie jaar later komen we Gerrit weer tegen als 'oppasser bij de Koninklijke Militaire Academie', waar hij op 21-12-1877 in dienst treed. Voor de lichting van 1879 moet hij vervolgens in dienst omdat hij het lotingsnummer 9 trekt.
Op 25 september 1879 wordt hem het certificaat van goed gedrag gegeven bij het aflopen van zijn dienst. Gerrit houdt het toch nog niet voor gezien en meldt zich op 25 mei 1880 wederom vrijwillig aan als jongeling bij het Koloniaal Werfdepot (KWD) in Harderwijk. Iedereen kon zich daar melden als vrijwilliger voor het verrichten van krijgsdienst in de Nederlandse Koloniën. Gerrit ontving als rekruut een fors handgeld als premie en had vooruitzicht op een pensioen. Hij vertrekt naar Nederlands Indië met fl.300,- premie. In die tijd was dat een jaarsalaris van een arbeider! Aan boord van het stoomschip de Prinses Amalia vertrekt Gerrit op 5 juni 1880 uit Amsterdam richting Nederlands Indië, waar hij op 19 juli van hetzelfde jaar aankomt in Batavia en terecht komt bij het 2e depot bataljon.
Hij is nu infanterist bij het leger. Lang duurde de militaire carrière van Gerrit vervolgens niet. Op 17 juni 1882 gaat hij 'wegens voortdurende ongeschiktheid voor den militairen actien' terug naar Nederland. Hij heeft te slechte ogen. Gerrit is dan afkomstig van het subsistentenkader in Semarang. Hij is geschikt voor de hospitaaldienst, maar wil hiermee niet door gaan.
Op 21 juli 1882 vertrekt hij met het stoomschip de Prins van Oranje terug naar Amsterdam. Hij ontvangt een pensioen van fl.100,- per jaar.
Gerrit droeg door zijn beperkte gezichtsvermogen een ziekenfondsbrilletje. Hij was een markante figuur die enerzijds de dronkenlap uithing en anderzijds (of juist na zijn bekering) in het openbaar over God vertelde. 's Avonds kwam Gerrit thuis. Hij was op stap geweest en had zijn laatste centen opgedronken. 'Prijs den Heer, prijs den Heer, de Pil... die heb geen centen meer!' zou hij luid hebben geroepen. En inderdaad, hij werd eens door een Dordtse agent opgepakt voor openbare dronkenschap.
Hij gaf later 'hagepreken' bij de Merwekaaij, de Merwekade. Hij vertelde Dordtenaren de verhalen uit de Bijbel, omdat hij op latere leeftijd christen zou zijn geworden, terwijl opoe het altijd al was. Achterkleinzoon Ruben A. Koman herinnert zich dat in de familie over God nog werd gesproken als 'het Opperwezen'. Hij sprak Gerrit’s kleinkinderen, die flink in leeftijd variëren. In Strijen vertelde een kleindochter, De Vlaming, dat hij bij psalm 116 'banden van de dood hadden mij ontvangen, angsten voor het dodenrijk hadden mij aangegrepen', bij het woord 'de dood' zijn hand over dat woord hield, terwijl dat aan tafel werd opgelezen.
Opoe Koman (Wilhelmina Helena de Fuyk) zei later over haar man Gerrit Koman altijd: 'Daar komt het tamboermettetje met z'n witte tuintjes.' Dit herinnerde aan zijn diensttijd in het leger als tamboer. Tuintjes, da's Dordts voor tandjes. Hij was een echte heer, met een witte strohoed op in de zomer, een wandelstok en een flinke snor. En volgens de verhalen had hij een lintje op zijn revers, overgehouden aan zijn diensttijd in Nederlands-Indië.
Gerrit Koman had tijdens zijn diensttijd in het 'Nederlandsch Indisch leger' recepten gekregen voor allerlei kwaaltjes, waarmee 'sommige mensjes' waren genezen. Hij was 'pillendraaier' en maakte pillen van allerlei kruiden, volgens Indisch recept. Ook opoe Koman draaide de pillen die hij verkocht aan de Dordtenaren. In een oud tasje bracht Gerrit de pillen weg. Het waren geneeskrachtige pilletjes. Hij verkocht ook wel 'Canta Slota', simpelweg het gemalen gras aan de kant van de sloot. 'Dat is Latijn, mevrouw!' Als artsenbezoeker verkocht hij zijn homeopathische pillen aan Dordtse doctoren en artsen. In zijn tas ging hij vaak op pad met zijn pillen. Spottend werd hij dan ook 'Gerrit de Pil' genoemd.
's Nachts ging Gerrit 'paling poruh', paling vangen. Zijn oude roeibootje lag in de Riedijkshaven. Hij was riviervisser in Sliedrecht, Werkendam, Papendrecht en Dordt. Zijn vrouw, De Fuyk, verkocht met haar zoons vooral de groenten. De meeste zoons, waaronder Piet de Pil, gingen de groentehandel in.
Overdag ging Gerrit met advocaten en doctoren op stap. Gerrit wist precies waar de vogels zaten, zodat de Dordtse rijkelui ze uit de lucht konden schieten. 's Zomers was hij koopman in chocolade en 's winters visser. Hij was een grappenmaker en serieuze goedzak ineen. Als hij een niet al te mooie dame zag zitten, zei Gerrit de Pil: 'Hé leluk, ga es mooi zitten.'
In het Dordrechtsch Nieuwsblad van 1897 lees je daarnaast dat hij weduwe Zondervan nog probeerde te redden uit haar huis, nadat zij door een petroleumlapje in vuur kwam te staan. Ze stierf in zijn armen. Het Dordrechtsch Nieuwsblad vrij 10-4-1897 meldde hierover:
"LEVEND VERBRAND (weduwe P.A. Zondervan, Heerheymansuisstraat 84) Op het treurige feit, waarvan we gisteren melding maakte, moeten we ter waarheidswille nog leven terugkomen. Gerrit KOMAN, de benedenbuurman der weduwe Zondervan, had wel degelijk angstkreten gehoord, waarop hij onmiddellijk het bed uitsnelde, slechts een broek aanschoot en zijn deur uittoog om hulp te bieden. De vader der vrouw R. KAMBERG aan de Noordendijk, stond juist aan den knop der deur ... etc.
Gerrit komt in de archieven voor als 'groentehandelaar', maar in feite deed zijn vrouw de zaken, 'Opoe' ging langs bij rijkelui met de groentekar, gevolgd door haar zoons.
Gerrit stierf met het woord 'amen' op zijn mond. Zo gaat althans het familieverhaal. Hij werd opgehaald in een zwarte koets, met een paar paarden ervoor, op weg naar zijn laatste rustplaats, de plek waar thans de Essenhof ligt.
Gerrit en Mien kregen 15 (!) kinderen, waarvan er velen vroegtijdig overlijden, sommigen aan cholera. De Dordtse Koman's stammen allen af van dit stel.